Joos van Cleve en atelier, Maria met kind (detail), ca. 1525, The Metropolitan Museum of Art, New York.

Een root coralen vyftich

In 2019 werd de eerste fase van het project De Kunstambachten in Leiden 1475-1575 afgesloten. Hiermee zijn alle archiefstukken uit de periode 1475-1555, die betrekking hebben op de kunstambachten in Leiden en worden bewaard in het archief van Erfgoed Leiden en Omstreken, in RKDexcerpts (domein Leidse Kunstambachten tot 1575) ontsloten. Aan de realisatie van de volgende fase, die de periode 1556-1575 beslaat, wordt momenteel gewerkt. Om een beeld te geven van het soort documenten dat in de vermelde database kan worden gevonden, stelt het RKD geregeld een of meer archiefstukken aan u voor. In aflevering 8 staat de rozenkrans centraal.

Een gebedssnoer als onderpand

Op 15 september 1553 doet Dirck Pietersz van Bancken zijn beklag bij de Leidse schepenbank. Zijn echtgenote heeft zonder zijn ‘c[on]sent, Wille ofte Wetenschap’ kostbare sieraden in onderpand afgestaan. Aan Anna, uitdraagster van beroep, ‘een Root coralen vyftich met een zilveren Ruycker’ en aan Claesgen Lambrechtsdr een gouden riem en dito ring. Dirck eist dat de kostbaarheden onmiddellijk aan hem worden teruggegeven. De schepenbank stelt Dirck in het gelijk onder voorwaarde dat hij zijn openstaande schulden, respectievelijk 8 Karolus guldens en 4 stuivers aan Anna en 20 Karolus guldens en 9 stuivers aan Claesgen, voldoet. Sieraden, zoals een ‘coralen vyftich’, een rozenkrans van bloedkoraal, werden uiteraard niet in de eerste plaats vervaardigd om als onderpand te dienen. Wat was de functie van een ‘vyftich’?

Een vyftich

Een ‘vyftich’ bestaat uit vijftig kleine en vijf grote kralen. De kleine kralen helpen bij het onthouden van het aantal te bidden Ave Maria’s, de grote van het aantal Paternosters. Gebedssnoeren kwamen in diverse ‘smaken’. Degene met een kleine beurs bad met een snoer van kralen van hout of been. Wie meer te besteden had, koos voor kralen uit kostbaar materiaal zoals zilver, parelmoer, bergkristal of bloedkoraal. Bloedkoraal werd van oudsher geassocieerd met bloed en liefde en werd daarom als een zeer geschikt materiaal voor een rozenkrans beschouwd. Een veel voorkomende voorstelling in de schilderkunst is Maria met op haar schoot het Christuskind dat met een bloedkoralen rozenkrans speelt of het om zijn hals draagt.

 

1. Joos van Cleve en atelier, Maria met kind, ca. 1525, The Metropolitan Museum of Art, New York. Het Christuskind draagt een ketting van bloedkoraal om zijn hals.
2. Petrus Christus (toegeschreven), Een goudsmid in zijn werkplaats, 1449, The Metropolitan Museum of Art, New York. Het schilderij geeft een beeld van de variëteit aan materialen waarmee goudsmeden werkten en de objecten die zij maakten. Zo is onder meer, hangend aan twee spijkers, een (gebeds)snoer met kralen van bloedkoraal, bergkristal en barnsteen te zien en daaronder, uitgestald tegen de achterwand, dezelfde materialen, maar dan in nog onbewerkte vorm.

Heylken Pietersdr van Haeswinckel

Koopkrachtige burgers lieten zich graag met hun rozenkrans portretteren. Zo ook Heylken Pietersdr van Haeswinckel, die zich samen met haar man Dirck van Brouchoven door een anonieme schilder, mogelijk rond 1535, liet vereeuwigen op paneel. Het echtpaar kwam oorspronkelijk niet uit Leiden, maar had wel nauwe banden met de Sleutelstad. Hun zoon Jan werd in 1542 poorter van Leiden en Dirck werd begraven in de middentrans van de Sint Pancraskerk.

Dirck had verschillende lucratieve ambten in Holland. Hij was klerk, deurwaarder, schout en rentmeester op verschillende posten. Deze functies bepaalden zijn status en zo liet hij zich ook portretteren: gehuld in een met bont afgezette tabbaard, terwijl hij in een (kas)boekje bladert met wat muntjes voor hem op tafel. Heylken is gekleed in zwart velours en draagt om haar middel een gouden ceintuur waaraan een gebedssnoer van bloedkoraal afgewisseld met gouden paternosters is bevestigd.

1. Anoniem, Leidse kunstenaar (toegeschreven aan), Portret van Dirck van Brouchoven, eerste helft zestiende eeuw, Museum De Lakenhal, Leiden (in 1892 door de regenten van het Brouchovenhof in bruikleen afgestaan aan Museum De Lakenhal).
2. Anoniem, Leidse kunstenaar (toegeschreven aan), Portret van Heylken Pietersdr van Haeswinckel (?), eerste helft zestiende eeuw, Museum De Lakenhal, Leiden (in 1892 door de regenten van het Brouchovenhof in bruikleen afgestaan aan Museum De Lakenhal).
3. Detail Heylken Pietersdr van Haeswinckel.

Gebedenboekjes als hulpmiddel

Het bidden van de rozenkrans raakte in de Nederlanden in de tweede kwart van de vijftiende eeuw steeds meer in zwang. Bovendien lijkt de opkomst van de boekdrukkunst het rozenkransgebed een impuls te hebben geven. Rond 1500 bracht Hugo Jansz van Woerden in Leiden verschillende gedrukte gebedenboekjes op de markt die als hulpmiddel konden dienen bij het bidden van de rozenkrans. Een voorbeeld hiervan is Onser liever vrouwen croon. Het is een eenvoudig uitgegeven reeks van dertig Ave Maria’s, ter contemplatie op alle ledematen van Maria of zoals de drukker zelf inleidt: ‘een gruetenisse tot allen den ghebenediden leden der glorioser coninghinnen van hemelrijc de reynre maghet marien en[de] is gehieten onser liever vrouwen croon.’ Of Heylken bekend was met de door Hugo Jansz van Woerden uitgegeven boekjes kan niet meer worden nagegaan, maar ze zal ongetwijfeld een dergelijk gebedenboekje in haar bezit hebben gehad.