



Joannes Claudius Cock (toegeschreven aan), De vier continenten: Afrika, 18e eeuw, terracotta patina, 420 x 120 mm, Dijon, Musée Magnin. Foto: © RMN-Grand Palais (musée Magnin)
Allegorieën
Allegorieën in de vorm van putti waren aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw erg in trek. Er zijn nog redelijk veel van dit soort beeldjes bewaard gebleven. Het Rijksmuseum bezit bijvoorbeeld Drie Seizoenen van Artus Quellinus de Jonge (Sint Truiden 1625- Antwerpen 1700) uit ca. 1680-1690 (inv.nr. BK-1970-29-a, b en c) en een nogal curieus beeldje van Joannes Claudius de Cock (Brussel 1667- Antwerpen 1735), een Afrikaanse jongen met een Stedenkroon (inv.nr. BK-1972-134). Ook Pieter Scheemaeckers (Antwerpen 1652- Arendonck 1714), Michiel Emanuel Shee (?) en Jan Baptist Xavery (Antwerpen 1697- Den Haag 1742) bedreven zich in het afbeelden van jonge kindertjes. Het lijkt er op dat de toon, wat dit type beeldjes betreft, werd gezet door beeldhouwers uit Antwerpen in de traditie van François du Quesnoy (Brussel 1597- Livorno 1643) en Artus Quellinus de Oude (Antwerpen 1609- Antwerpen 1668).




Joannes Claudius Cock (toegeschreven aan), De vier continenten: Amerika, 18e eeuw, terracotta patina, 450 x 125 mm, Dijon, Musée Magnin. Foto: © RMN-Grand Palais (musée Magnin)
Musée Magnin
In de collectie van Musée Magnin te Dijon bevindt zich een allegorische beeldengroep van de Vier Continenten. Afrika wordt gepersonifieerd door een zwart kindje met een rokje. Ze draagt een kapje dat haar kroeshaar deels verbergt. Daaronder piepen twee grote druppelvormige oorhangers en om haar hals heeft ze een verenkrans. Haar rechtervoet rust op een exotische schelp waardoor ze in een sierlijke contraposto staat. In haar rechterhand houdt ze een tros touw (?) dat ze nonchalant tegen haar speelbeen duwt. Amerika wordt gepersonifieerd door een kindje dat een verentooi op zijn krullende haar draagt. De linkervoet rust op een afgehakt hoofd. Amerika drukt een boog tegen de zijde van zijn standbeen. De pijlenkoker is met een dun ceintuur op zijn rug gebonden. De mantel om zijn bovenarmen houdt hij op met zijn linkerhand waarbij de zoom zijn geslachtsdeel verhuld. Ook Azië is slechts gehuld in een omslagdoek die losjes om haar armen hangt. Haar haar is elegant opgestoken en versierd met een kralensnoer waarvan een grote edelsteen op haar voorhoofd ligt. Ze houdt met beide handen de ketting van een wierookvat vast. Europa wordt vorstelijk weergegeven met een zware mantel en een kroon op haar haar dat net als bij Azië is opgestoken en met kralen versierd. De wijnrank in haar linkerhand verbergt haar geslacht en in haar omhooggestoken rechterhand houdt ze een trosje druiven op.




Joannes Claudius Cock (toegeschreven aan), De vier continenten: Azië, 18e eeuw, terracotta patina, 420 x 120 mm, Dijon, Musée Magnin. Foto: © RMN-Grand Palais (musée Magnin)
Jan Pieter Baurscheit
De groep werd toegeschreven aan Jan Pieter Baurscheit (de Oude: Wurmersdorf 1669- Antwerpen 1728 of de Jonge: Antwerpen 1699- Antwerpen 1768), maar in dezelfde periode opereerde ook de eerder genoemde Antwerpse Joannes Claudius de Cock in de Nederlanden. Zowel Baurscheit als De Cock waren gespecialiseerd in putti-allegorieën, vaak in de vorm van een serie: de elementen, de seizoenen, de continenten, dag en nacht etc. Baurscheit en De Cock leefden in hetzelfde milieu en hadden beide ook opdrachtgevers uit de noordelijke Nederlanden. De Cock was echter een van de weinige die zich had gespecialiseerd in het type van Afrikaanse kindjes. Omdat Afrika in de serie van de vier continenten wordt gepersonifieerd door een zwart meisje, ligt het voor de hand eerder naar deze kunstenaar te neigen. Maar beide kunstenaars werkten nauw met elkaar samen – en de mogelijkheid bestaat dat Baurscheit het type ‘leende’ van zijn collega. In beide oeuvres komen namelijk dezelfde soort allegorieën en dezelfde kindertypes voor. Zelfs gesigneerde beeldjes hebben gelijkenissen en daarom is het lastig ze van elkaar te onderscheiden.




Joannes Claudius Cock (toegeschreven aan), De vier continenten: Europa, 18e eeuw, terracotta patina, 440 x 130 mm, Dijon, Musée Magnin. Foto: © RMN-Grand Palais (musée Magnin)
Joannes Claudius de Cock
Reden om aan te nemen dat de Vier Continenten uit Musée Magnin toch van De Cock zijn, is de mate van detaillering. Die is onder andere waar te nemen in de verentooi van Afrika. Zo’n soort verentooi wordt ook gedragen door de Afrikaanse jongen met de Stedenkroon. Van eenzelfde uitwerking is de wijnrank die de genitaliën van Europa bedekken en eveneens te zien zijn op de achterzijde van de boomstronk waar het jongetje uit de Amsterdamse collectie tegen leunt. Het wierookvat van Azië en de juwelen van zowel Azië als Europa hebben sterke overeenkomsten met de kralensnoeren en het collier van de Afrikaanse jongen in de collectie van het Rijksmuseum te Amsterdam.


Joannes Claudius Cock (toegeschreven aan), Afrikaanse jongen met stedekroon, personificatie van Afrika, 1704, wit marmer, 95,0 cm × 47,0 cm × 26,0 cm, Amsterdam, Rijksmuseum.
Peutertjes
Daarnaast is er een markant verschil tussen de lichaamsbouw van de putti van De Cock en Baurscheit. In eerste instantie lijken ze beide ‘peuterfiguurtjes’ waarbij het baby-vet overheerst. Bij nader inzien zijn de kindertjes van Baurscheit over het algemeen vleziger, tot bijna dikkig. De putti van De Cock lijken hun baby-vet al verloren te zijn: de schouders zijn smal in verhouding tot het hoofd en ook de taille en de buikjes zijn aanzienlijk minder vol. De benen en voeten, daarentegen, hebben nog wel de zachtheid, haast vormeloosheid van een baby, waarbij het vet zich ophoopt rond de knietjes en de enkels.
De Cock werkte vanaf ca. 1682 in het atelier van Peeter Verbrugghen en trad in 1699-89 toe tot de Antwerpse Gilde. De Cock werkte o.a. in opdracht van koning-Stadhouder Willem III, voor wie De Cock bustes van de prinsen van Oranje vervaardigden. Ook heeft hij in 1720 een kunsttheoretische verhandeling over beeldhouwkunst geschreven.